In tijdschriften voor tienermeiden staan vaak zelftests waarmee je via een serie korte vragen erachter kunt komen wat voor soort persoonlijkheid, relatie, of haartype je hebt. In die traditie is er nu ook een zelftest voor omgevingsmanagers in de energiesector. Aan de hand van 7 stellingen verken je je opvattingen over de rol en taak van omgevingsmanagers. Op de volgende pagina laten we zien hoe jouw uitkomst zich verhoudt tot de drie perspectieven op omgevingsmanagement die naar voren kwamen in ons recente onderzoek.
Vul per stelling in of je het er zeer mee eens, zeer mee oneens bent of er neutraal tegenover staat. Als je er geen sterke mening over hebt, vul dan neutraal in.
Klik hier voor de uitslag.
Hoe is deze zelftest tot stand gekomen?
Deze stellingen van de zelftest zijn een geselecteerd uit een set van 57 stellingen die door onderzoeker Elisabeth van de Grift samengesteld is om een Q-methodologie studie uit te voeren. Deze 57 stellingen over omgevingsmanagement zijn opgesteld op basis van verkennende interviews, gesprekken en documentonderzoek. Vervolgens heeft Elisabeth omgevingsmanagers (of zij die ‘omgevingsmanagement doen’) gevraagd deze stellingen over hun rol- en werkopvatting te sorteren door middel van een Q-sort afgebeeld op de foto linksonder. Helemaal links liggen de stellingen waar men het zeer mee eens is (score 5), en helemaal rechts de stellingen waar men het zeer mee oneens is (score -5).
Op basis van een statistische analyse zijn onder de deelnemers drie perspectieven op omgevingsmanagement ontwaard. De stellingen in de zelftest zijn ‘onderscheidende’ stellingen; stellingen die sterk naar voren komen binnen één perspectief en /of waar de verdeling van punten (dus hoe ver links en of rechts ze in de Q-sort neergelegd zijn) het grootste is. In de antwoorden staat tussen haakjes welke score (dus hoever links/positief en rechts/negatief ze werden neergelegd binnen het bijbehorende perspectief.
De zelftest heeft een aantal methodologische beperkingen waardoor de uitkomsten niet altijd overeen komen met de drie geïdentificeerde perspectieven. Ten eerste worden in de q-sort deelnemers gevraagd stellingen te sorteren, ze scoren dus relatief aan elkaar in de q-sort (‘ik ben het hier meer/minder mee eens dan met de andere stellingen) en niet absoluut zoals in de zelftest (‘ik ben het hier erg mee eens/oneens’). Het onderscheidende vermogen van een stelling kan komen door het belang van de stelling zelf OF doordat men vooral de andere stellingen niet belangrijk vond. De zelftest kent geen relatieve score, dus kan een vertekent beeld geven. Ten tweede passen veel mensen niet uitsluitend binnen een perspectief, ze combineren vaak elementen van twee of soms zelfs alle perspectieven.
Klik hier voor de uitslag en uitleg.